Killer Samurai Sudoku #7

Het was een van de maandelijkse vaste eetavonden van onze vriendengroep. Goed verzadigd zaten we al een geruime tijd na te tafelen en er waren al enkele flessen alcohol versleten. Voor de zoveelste keer dreigden onze glazen leeg te raken, wat natuurlijk uit den boze was, en er werd onrustig heen en weer geschuifeld door alle aanwezigen. Het idee alleen al dat iemand van ons zodadelijk een slok zou willen nemen en dat dat niet direct mogelijk was, was beangstigend. “Jij bent aan de beurt”, zei Klara, die tegenover me zat, tegen haar man. Hij wierp haar een vuile blik toe en stond op.
“Wat?” snauwde ze tegen ons. “We gaan gewoon netjes het kringetje af, hoor.”
Mijn man en ik keken elkaar aan. “We zeggen toch niets?”
“Weet je wat het probleem is?”, zei de man van Klara, toen hij terugkwam met een dienblad vol gevulde glazen. “Het is heus niet dat ik niet wil opstaan, ik weet namelijk best dat ik aan de beurt ben, maar de toon waarop jij me erop wijst, die bevalt me niet. Je wilt graag doen alsof je de macht over me hebt tegenover je vrienden.”
“Wat is dat nou weer voor onzin?” lachte Klara spottend. Ze nam een slok uit haar glas en trok een vies gezicht. “Jezus. Wat is dit voor bocht? Hoe vaak moet ik je nou nog zeggen dat ik DROGE witte wijn drink, geen ZOETE? Dringt er ooit iets door in dat zaagselhoofd van jou?”
“Dit bedoel ik dus, Klara. In plaats van dat je me er rustig op wijst dat ik een vergissing heb gemaakt…”
“Zal ik je er anders even rustig op wijzen, schat, dat je die vergissing al zo’n vijfhonderd keer gemaakt hebt? Is het dan zo moeilijk om te onthouden wat voor drankje je eigen vrouw lekker vindt?” Ze zuchtte overdreven en richtte zich toen tot mij. “Wat voor wijn heb jij?”
Ik nam een slok. “Droge”, zei ik en hief daarna mijn glas op naar Klara’s man. “Heerlijke wijn, bedankt.”
“Zie je, van haar weet je het wel”, zei ze beschuldigend. “Maar ja, ik zal er geen probleem van maken, ik drink deze gore zoete troep wel gewoon op, zo ben ik dan ook wel weer. Ga maar zitten.”
Hij ging zitten en keek nors voor zich uit. Hij was nooit echt een fan geweest van onze etentjes, omdat hij eigenlijk niet echt bij onze vriendengroep hoorde, maar nou eenmaal de man van Klara was. Het was meer een verplichting. O wee als hij een keertje niet aanwezig was… dan kreeg hij het wel te horen van Klara. Ik was het stiekem best met hem eens dat ze altijd naar tegen hem deed als wij er waren en het was absoluut niet zo dat ik haar daar cooler door ging vinden. Eigenlijk wilde ik haar er graag op aanspreken, maar ik wilde liever de vrede bewaren en me vooral zo min mogelijk met andermans huwelijk bemoeien.
“Hallo zeg, er zijn ook nog mensen die wel van zoete witte wijn houden, hoor”, zei Lara. “Fijn dat je mijn drinklust probeert te bederven.”
“Ach, je bent sowieso al bedorven van binnen als je dat drinkt voor je plezier”, zei Klara.
Mijn man en ik keken elkaar aan en lachten. Niet omdat we het grappig vonden wat Klara zei, maar omdat we in elkaars ogen konden lezen dat het de hoogste tijd werd om op te stappen.
“Schat?” zei ik op mijn allerliefste stem tegen mijn man.
“Ja, wij moeten er vandoor he?” zei hij.
“Ja… wil jij anders…”
“Alvast de stoelverwarming aanzetten?” maakte hij mijn zin af. “Natuurlijk, lieverd, ik wil niet dat je straks koude billen krijgt!”
Ik gaf hem een zoen en zei: “Je kent me ook zo goed! Ik verzamel je spullen wel even.”
“Je bent geweldig.” Hij stond op, ging achter me staan en sloeg zijn armen om me heen. “Ik ben ook zo rommelig, maar mijn schat weet altijd waar ik alles heb gelaten. Nou, dag jongens, het was me weer een waar genoegen!” Hij liet me los en verliet de eetkamer van Klara.
“Ik ga naar bed. Dag iedereen”, zei Klara’s man. Nu mijn man weg was, met wie hij het nog redelijk kon vinden, was er voor hem niemand meer echt de moeite waard om te blijven zitten en ook hij verliet de ruimte.
“Hoe doen jullie dat toch?” vroeg Klara. “Jullie zijn zo perfect… Vullen elkaar geweldig aan… Het is om misselijk van te worden.”
Ik verbaasde me er ook over. Vooral als ik keek naar hoe Klara en haar man altijd tegen elkaar deden. In iedere simpele conversatie die ze voerden leken wel hatelijke opmerkingen verborgen te zitten. Oke, Klara was dan wel een zeikerige trut, maar eigenlijk leken de meeste stellen die ik kende meer op hen, dan op ons. Misschien was het onze gezamelijke passie die ons op zo’n manier deed verbinden. Misschien dat, als we beiden niet zoveel van sudoku’s hadden gehouden, er van ons ook niet veel meer overbleef dan een hoop gesnauw en ergernis, maar ik kon het me eigenlijk niet voorstellen. We waren nu eenmaal voor elkaar bestemd, daar kon niets of niemand iets aan veranderen.

Toen mijn man de volgende dag thuiskwam van zijn werk, gooide hij zes kranten op tafel. “Alsjeblieft, schat. De allernieuwste.”
“Dank je wel!” zei ik. “Daar zat ik op te wachten. Ik heb tegen elven vanochtend de laatste uit Killer Samurai Sudoku #7 afgemaakt… Ik had echt niets meer te doen! Ik moest als afleiding gaan computeren… Jezus, wat saai! Wat doet iedereen toch op zo’n ding? Waar zijn jouw kranten eigenlijk?”
Hij ging naast me op de bank zitten en keek me aan met een bezorgde blik. “Ik hoop dat je het niet erg vindt, maar ik heb de mijne allemaal al op mijn werk gemaakt… Ik kon me weer eens niet inhouden.”
“Natuurlijk vind ik dat niet erg. Als je maar niets voorzegt!” zei ik toen ik zag dat hij meekeek naar de eerste sudoku uit de Metro-krant die ik zojuist had aangebroken.
“Ik zal me er niet mee bemoeien”, beloofde hij en hij zette de tv aan. “Staat hij te hard? Kun je je wel concentreren?”
“Ja hoor”, zei ik. “Alsof zoiets onbenulligs als een tv me kan afleiden van waar het werkelijk om draait.” Ik lachte bij dat stompzinnige idee en begon ijverig en verheugd de missende getallen in te vullen, al waren de sudoku’s die in de metro verschenen een eitje voor zulke vergevorderde sudokuliefhebbers als ik.

Twee weken laterĀ vielĀ er een brief van de Metro op de deurmat. Ik was razend benieuwd naar wat het kon zijn, maar ik wilde hem eigenlijk niet openen voor mijn man thuis was. Misschien had hij me wel op de een of andere manier willen verrassen door naar de Metro te schrijven hoe gepassioneerd ik over sudoku’s was en had hij zo een interview kunnen regelen, zodat ik al mijn ervaringen en gevoelens over mijn passie met de wereld kon delen. Indien dat het geval was, wilde ik de brief op zijn minst samen met hem openen zodat ik verbaasd, dankbaar en smoorverliefd in zijn armen kon vallen.
Omdat de spanning me teveel werd en ik al een uur naar het Metro-Logo op de brief had zitten staren, ging ik op bezoek bij Klara om afleiding te zoeken, al was ze niet de allerbeste afleiding die een mens kon hebben. Bovendien was ik helemaal niet afgeleid, want de brief bleef maar door mijn hoofd spoken. Klara was helemaal niet enthousiast. “Waarschijnlijk is het gewoon spam”, zei ze. “Wind je toch niet zo op, mens.”
“Ze sturen helemaal geen spam. Het moet iets belangrijks zijn. Iets wat mijn man voor me heeft geregeld…”
Plotseling stond Klara op en keek boos op me neer. “Weet je, ik ben je eigenlijk hartstikke zat. Waarom probeer je het er de hele tijd zo in te wrijven dat jullie zo’n perfect stel zijn en wij niet?”
“Maar…” stamelde ik. “Dat probeer ik helemaal niet! Echt niet!”
“Dat doe je wel! Het is constant ‘mijn schatje dit, mijn liefje dat, kijk wat hij voor me heeft gedaan, kijk hoe goed we bij elkaar passen’… BAH! Je vraagt nooit hoe het met mijn relatie gaat… Wil je het weten? Die is RUK”, schreeuwde ze, terwijl de tranen over haar wangen begonnen te stromen.
“Weet je waarom je relatie ruk is, Klara?” zei ik boos, terwijl ik ook ging staan. “Omdat je een negatieve bitch bent die alles stom vindt en alleen maar loopt te klagen! Heel cool hoor, die constante fuck-you houding, maar het zorgt er wel voor dat je uiteindelijk niemand overhoudt!”
Ik stampte weg en ik was niet van plan om ooit nog terug te keren. Die strontvervelende maandelijkse etentjes kwamen me sowieso mijn neus uit. Ik kon mijn tijd veel beter benutten met sudoku’s maken.

Toen ik thuiskwam, stond mijn man meteen op van de bank, hij liep naar me toe en knuffelde me stevig. “Lieverd! Ik heb geweldig nieuws!” Ik was lichtelijk teleurgesteld toen ik de geopende brief van de Metro op tafel zag liggen. Hij had me dus niet willen verrassen, maar als hij had gedacht dat ik dat wel had willen doen, vond hij het blijkbaar veel minder belangrijk om zoiets samen open te maken.
Ik maakte me los uit zijn omhelzing. “Wat dan?”
“We hebben een weekendje in de Franse Ardennen gewonnen! Door onze sudoku-inzending!”
Eindelijk. Al die jaren van trouw elke dag twee Metro’s kopen zodat we allebei een sudoku hadden, al die jaren trouw ons antwoord doorsturen, had ons nu dan toch beloond.

Daar zaten we dan, in de Franse Ardennen. Midden in een prachtig, stil, verlaten bos. Het was hier zo heerlijk rustgevend, er waren geen afleidingen, geen vervelende straatgeluiden, geen irritante huishoudelijke taken om te verrichten… Hier konden we ontspannen.
Dit leek me het perfecte moment om mijn sudoku vakantieboek erbij te pakken, die ik alleen aanbrak voor dit soort speciale gelegenheden, maar toen ik hem uit mijn tas haalde, pakte mijn man hem af. “Lieve schat… we zijn samen op vakantie. Vind je niet dat we eens wat aandacht aan elkaar moeten besteden?” vroeg hij, en met een veelbetekenende blik kwam hij dichterbij om me te zoenen. Mijn eerste gedachte was hem wegduwen en mijn boek weer terugpakken, maar ik besloot om niet te protesteren, hij had ook eigenlijk wel gelijk… er waren nog andere dingen in het leven dan sudoku’s.
Even later lagen we hijgend naast elkaar op bed. Ik kon me eerlijk gezegd niet herinneren wanneer de laatste keer was dat dat was gebeurd. “Zie je nou wel, schat? Geeft dat niet veel meer voldoening dan ontdekken welk cijfertje waar moet?” vroeg hij gelukzalig.
“Ja…” zei ik, maar terwijl ik het zei besefte ik dat het niet waar was. Wat ik normaal altijd deed als mijn man en ik klaar waren in de slaapkamer, was mijn sudokuboek pakken en dan maakten we er samen een, maar op dit moment leek dat niet het juiste om te doen. Ik voelde een soort druk om alleen maar samen met hem te zijn, maar eigenlijk had ik geen idee wat ik nu tegen hem moest zeggen. Hij blijkbaar ook niet. We lagen een halfuur zwijgend naast elkaar en ik voelde me ontzettend ongemakkelijk. Op een gegeven moment werd het me teveel en liep ik naar de woonkamer.

Toen hij even later op de bank kwam zitten en hij zag dat ik mijn boek weer had gepakt, zei hij: “Schat…” Ik zuchte, legde mijn boek neer en keek hem afwachtend aan. Er viel een doodse stilte. “Mooi hier, he?” zei hij. “Ja”, antwoorde ik. “Heel… rustig.”
Plotseling hoorden we een harde bons op de deur. “Wat was dat?” zei ik paniekerig.
“Ik weet het niet, schat… vast niks bijzonders…” zei hij, maar hij klonk niet gerust, zijn stem trilde. “Zullen we gaan kijken voor de zekerheid?” We stonden op en slopen naar de deur. Plotseling vielen alle lichten uit, ik kon geen hand voor ogen meer zien. Terwijl mijn man door het kijkgaatje in de deur gluurde, klonk plotseling het geluid van brekend glas in de woonkamer. Van angst en schrik piste ik in mijn broek. “Shit, er is hier iemand!” huilde ik. “Dit was een val!”
“Dat is belachelijk”, zei mijn man. “Het zijn gewoon inbrekers. We moeten wegwezen.” Gewoon inbrekers, midden in een verlaten bos? Ik vond het erg onlogisch klinken, maar er was geen tijd om erover te discussieren, we moesten wegwezen, en snel ook. Halsoverkop renden we de deur uit en onwillekeurig schoten mijn gedachten even naar mijn sudokuboek, maar mijn leven redden was op dit moment belangrijker.

Toen we de longen uit ons lijf hadden gerend en we zeker wisten dat we niet of niet meer gevolgd werden, stopten we. “Wat doen we nu?” vroeg ik. “We staan midden in een donker bos, we weten de weg niet, het dichtstbijzijnde dorp is veertig kilometer verderop… dat redden we nooit.”
Mijn man dacht even na. “Je hebt gelijk. We gaan dood als we in dit bos verdwalen… Misschien moeten we teruggaan. Als ze iets wilden stelen zullen ze dat inmiddels wel gedaan hebben.”
Ik vond het doodeng, maar het was inderdaad onze beste optie. We hadden geen telefoons bij ons, geen portemonnee. We konden hier niets beginnen, zelfs al kwamen we levend aan in een dorp. We begonnen terug te lopen en keken behoedzaam om ons heen. Mijn hart bonsde heftig en de cijfertjes dansten voor mijn ogen. Toen ons vakantiehuisje in zicht was verstopten we ons even in de bosjes en wachtten we af of we iets hoorden of zagen, maar het leek volkomen stil en verlaten. Ik keek mijn man aan en hij knikte.
Voorzichtig naderden we het huisje en we gingen naar binnen. Net toen we hadden vastgesteld dat er niemand meer was, hoorden we de voordeur dichtslaan. Ik klampte me aan mijn man vast en luisterde naar de zware, naderende voetstappen.

“Nu heb ik jullie… eindelijk”, zei een man die we nog nooit van ons leven hadden gezien. Hij was rond de veertig jaar, schatte ik, met verstrooide, grijze haren en een wilde blik in zijn ogen. Toen hij gemeen grijnsde kwam er een rij bruine, afgebrokkelde tanden tevoorschijn. Hij hield een pistool op ons gericht en hij kwam dreigend dichterbij. “Hebben jullie een fijne wandeling gemaakt?”
Ik wist niet zo goed wat ik daarop moest antwoorden. Het was geen fijne wandeling geweest en dit was niet bepaald wat ik me had voorgesteld van een ontspannen weekendje in de Ardennen. Ik besloot dat ik maar het beste mijn mond kon houden.
“Geen fijne wandeling? Oh, dat is jammer… Ik dacht, laat ik eens wat spanning in jullie leven brengen! Dat hebben jullie wel nodig, geloof ik. Walgelijke sudokumensen… Als er iets is wat ik haat zijn het wel sudoku’s. Ik moest ze vroeger altijd maken van mijn moeder, als ik stout was geweest… Dan werd ik opgesloten in een kleine kamer zonder ramen, met als enige vermaak een sudokuboekje. Als ze me weer vrijliet en ze vond dat ik er te weinig had gemaakt, sloot ze me gewoon weer op.”
Dat was toch geen straf? Het leek me juist helemaal het einde, voor eeuwig in een kamertje zitten met alleen maar sudoku’s, maar dat kon niet, er waren altijd weer van die dingen die zo onbelangrijk leken maar die toch moesten gebeuren…
“Zoiets zouden we nooit iemand aandoen”, zei mijn man, alsof het iets heel ergs was. “Wij zouden anderen nooit lastigvallen of pijn doen met onze hobby.”
“Ik heb eens zitten denken, he… Als niemand een sudoku zou maken en niemand de oplossing op zou sturen, zou er niets aan de sudoku’s in de krant verdiend worden”, vertelde de man. “Omdat jullie ze maar blijven invullen en iedere keer betalen in de hoop dat jullie iets winnen, blijven ze steeds maar weer geplaatst worden, waardoor IK ze de hele tijd te zien krijg. Jullie vallen wel degelijk anderen lastig met jullie hobby. Weet je wel niet hoeveel pijn het doet om iedere keer weer aan mijn jeugd herinnerd te worden?” De man schreeuwde inmiddels.
Ik betwijfelde ten zeerste of het zo werkte, maar het leek me geen slim idee om tegen hem in te gaan. “Het spijt ons”, zei ik. “Dat was niet onze bedoeling. We zullen nooit meer de oplossing versturen, goed?”
“Fout antwoord…”, zei hij dreigend. “Ik denk dat ik de juiste oplossing heb gevonden. Eens even kijken… ik heb een geladen pistool in mijn hand. Zometeen zullen jullie nooit meer in staat zijn een sudoku op te lossen. Hmm… wat mist er nu nog om dit plaatje compleet te maken?”
Mijn man en ik waren compleet versteend en we konden hem alleen maar aanstaren. “Jeetje”, zei de man verveeld. “Voor een stel gevorderde sudokufreaks zijn jullie niet bepaald snugger. Zal ik het antwoord dan maar zeggen? Het enige wat er nog mist, is dat jullie hersenen nog niet uit elkaar gespat zijn en ik vrees dat ik daarvoor toch echt de trekker moet overhalen. Ik kan die sudokuhoofden van jullie niet meer aanzien.”
Ik zakte op de grond en begon geluidloos te huilen. “Je hoeft dit niet te doen”, smeekte mijn man. “We zullen nooit meer een sudoku aanraken, dat beloof ik je. Ik vond ze toch al nooit zo leuk.”
Ik kon mijn oren niet geloven. Op het laatste moment van zijn leven, verraadde hij datgene wat hij lief had gehad. Dit ging hem zeker een enkeltje hel opleveren.
“Wat zeg je nou?” zei ik beledigd. Ik kon mijn woede en verbazing niet voor me houden, zelfs al stond er een geschifte man in de kamer die een pistool op me richte.
“Het spijt me lieverd, maar…” hij draaide zich naar mij toe. “Ik hou helemaal niet van sudoku’s. Eerlijk gezegd vind ik ze oersaai en deed ik alleen maar alsof, om jou het bed in te krijgen… en toen bleek het heel je leven te zijn. Ik vond het wel lekker rustig… Af en toe een sudokuutje maken had ik er wel voor over om bij je te zijn.” Ik zag heus wel dat hij het moeilijk vond en dat hij van me hield, maar dit kon ik hem niet vergeven. Heel mijn leven, heel ons leven samen, bleek een leugen te zijn.
“Je deed ze zeker ook helemaal niet op je werk, he…” het viel me ineens op hoevaak hij die truc wel niet had gebruikt zodat hij lekker tv kon gaan zitten kijken terwijl ik, even vastberaden als altijd, alle sudoku’s in de krant invulde. Nu pas begreep ik waarom.
“Nee… Het spijt me, lieverd… Dit is jouw passie, niet de mijne. Ik dacht gewoon… Ik dacht gewoon dat je me alleen maar leuk vond omdat je dacht dat ik ook van sudoku’s hield.” Ik wilde ertegenin gaan, maar ik kon het niet, want hij had gelijk. Nu ik wist dat we in werkelijkheid niets met elkaar gemeen hadden, voelde ik alleen maar nog maar afschuw.
Ik was even vergeten in welke situatie we ons op dit moment bevonden en ik keek naar de man die in de woonkamer had gestaan, maar hij was verdwenen. Hij had ons ongeschonden laten gaan.

Nou ja, ongeschonden? Blijkbaar was het feit dat hij onze band voorgoed had verpest goed genoeg voor hem geweest, omdat hij wist dat er voor mij nu ook een eeuwige vloek op de sudoku lag. Iedere keer dat ik er een probeerde te maken werd ik weer herinnerd aan die vreselijke nacht in de Ardennen, de nacht dat mijn hele leven uit elkaar viel. Iedere keer als we weer aan de tafel zaten bij Klara, kon ik alleen nog maar snauwen tegen mijn man en in iedere simpele conversatie die we voerden zaten hatelijke opmerkingen verborgen. Iedere keer als ik iets in mijn hoofd op een rijtje probeerde te zetten, raakte ik alleen maar meer in de war, alsof ik een sudoku was die niet klopte.