Kerstverhaal: “Pas op met wat je wenst.”

In de lucht was een atmosfeer van blije kinderen voelbaar. Honderden pakjes had de kerstman al bezorgd. Hij liep zelfs een poosje voor op schema en zo kon hij dus even genieten van een welverdiende pauze, waarin hij tijd had om zich onder het genot van een kop dampende koffie te verbazen over de merkwaardige wensen die kinderen van tegenwoordig hadden.
Wat moest een jongentje van zes met een iPhone? Spelletjes op spelen? Ach ja, als zijn ouders het goedvonden moest hij de wens maar vervullen. Hij wist zich nog te herinneren dat kinderen vijftien jaar geleden door het dolle heen waren toen ze hun splinternieuwe brickgame uitpakten en dat was voor sommige ouders van toen zelfs nog hard te accepteren. Heel de dag met je ogen op zo’n beeldschermpje gericht… Maar ja, je weigert niet graag je kind’s wens, zeker niet als de rest van zijn klas al een brickgame heeft.
Er waren dit jaar ook véél minder kinderen die om een slee hadden gevraagd, wat hem ernstig betreurde. Wat was er heerlijker dan tussen de prachtige sneeuwvlokken van een berg afglijden? Aan de andere kant begreep hij het wel, je wist nooit wanneer de sneeuw eens kwam en het zou jammer zijn om een kerstcadeau een maand later pas te kunnen gebruiken.
Toen hij op zijn horloge zag dat het tijd was om wat gewelddadige X-box spellen te bezorgen bij een jongetje van tien, stapte hij maar gauw de Starbucks uit en vervloekte hij zichzelf dat hij niet naar een andere tent was gegaan. Het was wel lekker, maar veel te duur. Als ze daar toch eens wisten dat het de kerstman was met wie ze te maken hadden… Maarja, iedereen in zo’n pak kon ze dat wel wijsmaken, al die nepperds die rondliepen. Overigens stond er wel ‘Santa’ op zijn beker.
Hij stapte zijn slee in en beveelde zijn geliefde rendieren te vliegen. Een beetje uitglijdend over de gladde vloer van het centraal station startten ze hun aanloop, tot er plotseling onverwachts een tram aankwam waardoor zijn favoriete rendier Rudolph geraakt werd. Er was gekraak van botten hoorbaar en het arme diertje kreunde van de pijn. Hij had zijn pootje gebroken.
“Verdomme!” vloekte hij. Passerende mensen keken verward naar het tafereel, sommige stapten uit hun auto’s. De chauffeurs van de RET bussen vonden het ook wel een reden om mensen geirriteerd bij hun halte te laten wachten. Je zag niet iedere dag een scheldende kerstman en een rendier, creperend van de pijn, liggend voor een tram.
Waar moest hij nou weer een nieuw magisch vliegend rendier vandaan halen? Zonder Rudolph waren de anderen maar ongemotiveerd, bovendien was er geen enkel zo lief als hij. Dat rare mannetje dat hem die rendieren had aangesmeerd was gestopt met zijn rendierenhandel en verkocht nu alleen nog maar chocolade eieren leggende hazen.
Waarom werkte zijn kerstmannenkracht nou alleen op wensen van kinderen? Het was niet eerlijk, hij deed al dat werk voor iedereen en kreeg zelf nooit iets. Als hij zijn eigen wensen kon vervullen wenste hij gewoon dat Rudolph’s pootje weer heel was.
Die avond zag hij een vallende ster, maar in plaats van aan het diertjes pootje te denken wenste hij perongeluk een nieuwe TV. Als goedmakertje maakte hij een houten been voor Rudolph.

Einde.